Het orgel van de Sint-Petruskerk te Berlicum.
In 2012 werd de Sint-Petruskerk gesloten. In afwachting van een nieuwe kerk worden de vieringen in de Sacramentskerk in Berlicum-Middelrode gehouden. Om een nieuw orgel in de nieuwe kerk te realiseren is de Commissie Orgelfonds Sint Norbertuskerk opgericht.
De interessante geschiedenis van het orgel van de voormalige Petruskerk is hieronder te lezen.
In 1860 leverde Vollebregt ten behoeve van de oude "waterstaatskerk" van 1837, in opdracht van pastoor van Gerwen een orgel voor de parochiekerk van Berlicum. De 26 registers waren (volgens Gregoir) verdeeld over twee manualen en een vrij pedaal; de kas werd gebouwd door de gebr. Goossens uit Den Bosch. De dispositie moet vergelijkbaar geweest zijn met die van het Vollebregtorgel in Leiden (1858-1859).
Het orgel werd gebouwd in een kas van de gebr. Goossens uit Den Bosch. Deze kas is vrijwel identiek aan de nog bestaande kas van Goossens die in 1864 werd gebouwd voor een nieuw orgel van de gebr. Franssen uit Horst voor de kerk in Lieshout; dit orgel staat sinds 1965 in Meijel. Over de aanschaf van het orgel in berlicum geven de kerkrekeningen nog enig uitsluitsel. Het orgel kostte f 5000 waarvan in 1861 f 400 werd betaald; wellicht was deze laatste som alleen voor de orgelmaker bedoeld. In 1862 kregen de gebr. Goossens f 1000 uitbetaald voor 'het leveren en plaatsen der orgelkast', terwijl nog eens f 318 werd uitgegeven aan "verven " (vernissen) van altaar, banken en orgelkas. In de kerkrekeningen over de jaren 1863-1883 is geen enkele uitgave te vinden voor orgel of organist, vanaf 1884 tot aan 1890 wordt het orgel jaarlijks onderhouden voor f 20,- tot f 25,-.
In 1878 begon men met de uitbreiding van de kerk met een beuk, twee pilaren, en een grote imposante toren die in 1880 gereed kwam. In dat jaar kwam door een overstroming heel Berlicum onder water te staan. Mens en dier zocht een droog onderkomen in het nieuwe deel van de kerk, die op een hoog punt gelegen is. Om de kerk volledig te kunnen afbouwen verplaatste men het Vollebregtorgel in 1879 naar de orgelnis van de nieuwe toren.
In 1914 bouwden de gebr. Franssen uit Roermond een nieuw pneumatisch membraanladeorgel met waarschijnlijk veel transmissies in de bestaande kas met 20 registers op het eerste manuaal, 15 op het tweede en 9 op het pedaal en waarschijnlijk veel pijpwerk van Vollebregt waaronder prestanten, fluiten en de cornet. In 1933 werd de parochiekerk uitgebreid met een geheel nieuw gedeelte, de huidige parochiekerk, daardoor twee maal zo groot geworden. De toren stond ongeveer vijf meter van de provinciale weg af. Opnieuw werd het orgel uitgebreid en aangepast met een nieuw kegelladesysteem voor de twee manualen en pedaal. De oorspronkelijke orgelkas bleef waarschijnlijk handhaafd terwijl de uitbreidingen daarachter en zodoende niet zichtbaar vanuit de kerk geplaatst werden. L. Verschueren uit Heythuysen komt met een plan waarin 24 registers zijn voorzien en de het membraanladesysteem wordt omgebouwd naar een electro-pneumatische kegellade, met gebruikmaking van de oude pijpen. Er wordt voorgesteld om 7 nieuwe registers te plaatsen en een generaal crescendo. Adviseur is dr. W. Kerssemakers (pr). (Er wordt gesproken van uitbreiding naar 24 registers, en dat is vreemd omdat het orgel er meer had. Het zou met de "verdubbelingen" te maken kunnen hebben.)
Het orgel kwam in de bestaande kast die naar achter moest worden uitgebouwd. Eerst besluit men de speeltafel pneumatisch te laten en niet om te bouwen naar het wisselwindsysteem, later wordt de tractuur tussen speeltafel en de windladen electrisch, en het generaalcrescendo vervalt. Ook de zwelkast, waarin zich het tweede manuaal bevindt, wordt groter. Het werd door L. Verschueren uit Heythuysen met Pasen 1934 voor de som van f 5110 inclusief tien jaar garantie opgeleverd.
De kerk raakt aan het eind van de oorlog zwaar beschadigd, het front van het te beschadigde Vollebregtorgel wordt vervangen door een nieuw open front; de huidige klokkentoren en het huidige orgel dateren uit 1947. Verschueren demonteert het gehavende instrument, slaat het thuis op en komt met het volgende plan: Speeltafel, windvoorziening, ventilator, balg met twee regulateurs, windladen, een gedeelte van de "jaloussieën" en een deel van de pijpen kunnen opnieuw gebruikt worden, de rest niet. Er wordt een inventarisatie van alle pijpen gemaakt, de conclusie is dat er 9 registers vernieuwd moeten worden. De beschadigde pijpen worden omgesmolten en hiervan worden nieuwe pijpen gemaakt van het gesmolten metaal, met bijvoeging van tin tot 45 procent. Als adviseur treed dr. P. J. de Bruyn (pr.) op. Het instrument komt eerst nog enige tijd op een noodpodium te staan (zie middelste foto).
Mede daardoor ontstaat de huidige dispositie; er moet door Verschueren veel vernieuwd worden maar met Kerst 1946 wordt het voor f 13.500 opgeleverd als opus 158; het aantal registers komt met de toevoeging van de nieuwe hobo 8' op 25 registers, het pijpwerk van Franssen dat nog bruikbaar is wordt ook gebruikt. In het zwelwerk komen nog twee gedeeltelijke Vollebregtregisters voor: de roerfluit 4' en de holpijp 8'. In 1986 wordt het orgel gereviseerd door Pels en van Leeuwen. Er wordt veel schoongemaakt, membranen worden vervangen en de speeltafel en de intonatie, met name die van het zwelwerk, worden onder handen genomen. Resten van snijwerk en beelden bevinden zich in de Abdij van Berne te Heeswijk.
Dispositie 1946:
Pedaal: prestantbas 16' subbas 16' octaafbas 8' fluitbas 4' bazuin 16' |
Manuaal I: bourdon 16' prestant 8' salicionaal 8' nachthoorn 8' octaaf 4' gemshoorn 4' kwint 2 2/3' octaaf 2' mixtuur 5 st. trompet 8' |
Manuaal II: Pedaal plus manuaal I, |